Nieuwe uitdagingen voor het ontwerp vak
Ooit moesten gemeenten wachten tot de stedenbouwkundige tijd voor hen had. Rein Hajema, een gevierd stedenbouwkundige in Noord-Nederland, kreeg midden jaren zeventig telefoon van een burgemeester: of meneer Hajema de gemeente kon adviseren over de stedelijke ontwikkeling. ‘Ik heb nu geen tijd en te weinig medewerkers, belt u alstublieft over een jaar terug’, was Hajema’s antwoord. Een jaar later belde de burgemeester opnieuw en Rein Hajema startte met de werkzaamheden.
Het gecombineerde vakgebied van stedenbouw, landschapsarchitectuur en ruimtelijke ordening heeft in de jaren zeventig en negentig en in de eerste jaren van deze eeuw ongekende bloeiperioden gekend. Woeste uitbreidingsplannen, centrumvisies, inrichtingsplannen, beeldkwaliteitsplannen, milieueffectrapportages – er waren veel meeslepende opgaven en er was zeer veel werk te doen. In de jaren tachtig toen de hypotheekrente opliep tot 12 procent en meer, lag het werk zo goed als stil met de nodige ontslagen en omvallende bureaus als gevolg.
Vrije val
Nu, sinds de wereldwijde financiële crisis van 2008, is het vakgebied opnieuw in een vrije val terechtgekomen. Dat geeft te denken. Natuurlijk, het werk is opgedroogd, de tarieven staan onder druk, marktpartijen, projectontwikkelaars en woningcorporaties investeren niet meer in ruimtelijke plannen, de leegstand in winkelstraten en kantoorlocaties neemt toe. Bureaus en gemeentelijke diensten in ruimtelijke ordening krimpen in omvang en invloed.
Maar, eerlijk is eerlijk, het vakgebied heeft het dit keer ook aan zichzelf te wijten. We hebben willens en wetens meegewerkt aan de overcapaciteit in ruimtelijke plannen. Wil een landelijke gemeente uitbreiden met 400 grondgebonden woningen ook al kan je op je vingers natellen dat er geen kopers voor zijn omdat de bevolking snel vergrijst? Geen probleem, wij maken er wel een lekker plannetje voor. Vraagt een andere gemeente om mee te werken aan een regionaal bedrijventerrein, terwijl het bedrijventerrein in de buurgemeente aan dezelfde snelweg al jaren halfleeg staat? Je stelt je klantgericht op en gaat mee in de waan van de dag. De klant is immers koning en we moeten ons toch dienstbaar opstellen voor onze duale en ambitieuze wethouder?
Deze tijd biedt meer dan ooit kansen voor vernieuwing, verandering en avontuur. In het buitenland is nog volop vraag naar in Nederland opgeleide ontwerpers en adviseurs die integraal, creatief en procesgericht willen werken aan meeslepende opgaven. De crisis in ons vakgebied is een prachtig excuus om, ook al is het tijdelijk, met een rugzak aan kennis en ervaring de wijde wereld in te trekken. In Azië, Australië en dichter bij huis in Zuid-Duitsland en Zwitserland, is er volop werk voor stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten.
Anticylisch denken
Voor de vakgenoten die in Nederland blijven zijn er voldoende uitdagingen. Het vergt wel de nodige studie en anticyclisch denken, maar er zijn volop onderwerpen en problemen die om frisse ideeën en oplossingen vragen. Denk aan vergrijzing, economie, energie, klimaat en water. En denk aan vaardigheden als het kunnen inleven in de noden en belangen van alle betrokkenen, het kunnen aansturen van bottom-up processen, het durven nemen van eigengereid en tegendraads initiatief en het creatief opschudden van stilgevallen plannen en processen.
Aan krimp in de flanken van Nederland zijn we inmiddels gewend, maar de vergrijzing en verzorging zullen in het komende jaren werkelijk overal toeslaan. De grijze golf is niet geïnteresseerd in woonwijken in de periferie van de stad, ver van alle voorzieningen en openbaar vervoer. Wat moeten we doen om centrumgebieden en woonwijken uit de jaren vijftig en zestig, die dichter bij het centrum liggen, aantrekkelijk te maken voor ouderen? Met welke argumenten krijg je als planoloog een woningcorporatie en zorginstellingen in beweging? Hoe zorg je ervoor dat zij weer echt in contact komen met hun eigen klanten en hoe ga je om met initiatieven van burgers?
De meeste steden kampen nu of binnenkort met lege en verpauperende kantoorpanden, scholen, bedrijfshallen en winkelgebieden. Banken, beleggers, individuele eigenaren en gemeenten hebben vaak geen flauw idee wat daarmee te doen. Welke visie, ideeën en impulsen kan je loslaten op de gebieden waarin deze panden staan? Kan je als stedenbouwkundige de belangen in kaart brengen en kan je betrokken partijen overtuigen om samen te investeren in een vernieuwende aanpak? Energie, klimaat en water zijn bekende thema’s, maar er wordt vooral veel over gepráát. Nederlandse steden zijn bij lange na niet voorbereid op lange tropische zomers, intensieve natte perioden en de hybride energievoorziening van lokale opwekking en een landelijk netwerk. Kan je als landschapsarchitect de voordelen in beeld brengen van lokale duurzame energieopwekking, van de mogelijkheden om met groen en water de stadsdelen te koelen en om in de stad meer ruimte te vinden voor waterberging voor droge en natte perioden? Ben je in staat om eigenaren van gronden en panden, lokale investeerders, energiebedrijven en waterschappen met elkaar aan tafel krijgen om samen te werken aan een duurzamere en veerkrachtiger stad?
Gemeenten krijgen steeds meer taken en verantwoordelijkheden, met name op het gebied van natuur, milieu, waterbeheer, duurzame energie en zorg. Dit heeft allemaal gevolgen voor de wijze waarop wij met elkaar de ruimte gaan inrichten en benutten. Gemeenten kampen met achterstallig onderhoud in hun ruimtelijk beleid. De meeste structuurvisies zijn verouderd en wijzen nog pontificaal de verkeerde kant uit. Nieuwe gemeentebesturen hebben behoefte aan stevige strategische keuzen en nieuw, effectief en krachtig ruimtelijk beleid. Kan je als ruimtelijk strateeg de stofkam halen door verouderd beleid? Ben je in staat om als bruggenbouwer een gemeentebestuur met nieuwe inzichten op sleeptouw te nemen?
Ommezwaai
De nieuwe realiteit laat zien dat we te maken hebben met een aantal stevige veranderingen in ons vakgebied – voor de één een ongekende nachtmerrie, voor de ander een bevrijding en een meer dan welkome en noodzakelijke ommezwaai. Dit alles vergt andere vaardigheden, aanvullende kennis, nieuwe coalities, slimme netwerken, en geheel nieuwe rollen voor de huidige en de nieuwe generatie van planologen, landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen. Je bent aan het verbinden in plaats van ontwerpen, je ben eerder trendwatcher dan onderzoeker en eerder gebiedsverkenner dan gebiedsontwikkelaar. De BNSP benoemde dit vorig jaar als het ‘Nieuwe elan’. Voor mij is dit het begin van de noodzakelijke vernieuwing van het vakgebied.
Download het artikel: DOWNLOAD #523_Blauwe Kamer_Nieuwe uitdagingen voor het ontwerpvak
Het opiniestuk ‘Nieuwe uitdagingen voor het ontwerpvak’ is gepubliceerd in de rubriek Arena in de Blauwe Kamer, tijdschrift voor landschapsarchitectuur en stedenbouw, nummer 3-2014, pagina 17.